Grote Vrijdag – Dienst van het Epitafios
‘s Avonds om 19.00u heeft dan de Dienst van de Myrondraagster plaats. Hij begint met de “Klaagliederen bij het graf”, als aanvang van de Metten van de Grote Zaterdag.
Tijdens deze Metten, na de troparia, wordt psalm 118 vers per vers gezongen, de zogenaamde klaagliederen. Tussen elke vers van deze psalm worden refreinen gezongen die “lofliederen” worden genoemd, omdat zij een verheerlijking inhouden van de gestorven en begraven Christus.
“O ongehoord wonder ! O nieuwe gebeurtenis. Hij Die mijn adem geschapen heeft, ligt nu gestorven, zonder adem en wordt begraven door de hand van Jozef. Gij wordt in het graf gelegd, Christus en toch verlaat Gij niet de schoot van Uw Vader. Hoe onvoorstelbaar groot is dit wonder. Gij zijt het Leven zelf, O Christus, en nu wordt Gij in een graf gelegd; maar door Uw dood hebt Gij de dood vertreden, en het Leven doen ontspringen voor heel de wereld”.
Dit zijn enkele passage van deze uitzonderlijk mooie “klaagliederen”.
Op het einde der Metten wordt een processie gehouden door de celebranten, het koor en alle gelovigen. Allen gaan, met brandend kaarsje in de hand, langs de buitenkant rond de kerk.
Het “Epitafion” wordt plechtig door vier gelovigen gedragen. De priester gaat eronder met het Evangelieboek opgeheven.
Tenslotte komen alle gelovigen om het “Epitafion” te vereren en kussen de wonden van Christus, zijn zijde, handen en voeten, terwijl de priester bij de zegening een bloempje vanop het “Epitafion” meegeeft.