Vader Virgil Gheorghiu
Ter gelegenheid van bezoeken die de Hemelse Koningin aan ons dorp deed kwamen nieuwe vragen op in mijn kinderhoofd. Sedert eeuwen waren alle mannen van mijn familie, op enkele zeldzame uitzonderingen na, parochiepriesters in de dorpen waar de dienaren van de monasteries woonden. Men was priester van vader op zoon. Zoals in het Oud-Testament. Proletarische priesters. “Paarden-priesters”. Die de Heer met hun voeten dienden, al lopend over de bergen en al dragend het Woord Gods, de Sacramenten en het gebed. Overal waar het nodig was. Later vernam ik dat het paard het embleem was van de twaalf apostelen, die – zij ook – voorgespannen werden aan de wagen van de Kerk … Zo was het dat ik altijd mijn vader gezien heb, en alle andere priesters van mijn familie.
De priesters, die waren als trekdieren. Paarden van Christus. Maar de priester en de diaken die de Hemelse Koningin vergezelden, de hiëromonnik en de hiërodiaken, reden in koets en waren verschillend van de priesters die ik gekend had. Verschillend van onze priesters-proletariërs die meestal in rasso en barrevoets liepen. Heel zeker, de twee monniken die per koets aankwamen behoorden tot het gevolg van de Koningin der Koninginnen, Edelen. Geen boeren-priesters. Zoals mijn vader. En mijn ooms. En mijn kozijnen. En mijn grootvaders. Maar buiten hun functies bij de Hemelse Koningin, hadden zij nog iets verschillend. Vooreerst zeiden zij bijna niets. Als ze eens spraken, was het met heel zachte stem. Daarbij waren zij in het presbyterium gelogeerd, zij weigerden van met ons aan tafel te eten. Zij aten alleen. En zeer weinig. Ik vernam dat het de monniksregel was die de monniken de volgende aanbeveling geeft: “Waak erover u niet aan tafel te bevinden met vrouwen” 1 Zij bekeken niets rondom zich zoals gewoonlijk de vreemdelingen doen die in uw huis binnenkomen. Het was amper of zij keken waar zij hun voeten plaatsten. Altijd met neergeslagen ogen. “Wanneer gij verplicht zult zijn om in de wereld te gaan (en de wereld hier was het presbyterium) houdt u aan de kant om de stilte beter te behouden. Laat uw ogen niet heen en weer verdwalen maar houdt u bezig met heilige gedachten of de Psalmen mediterend.” 2
Wanneer mijn moeder en de vrouwen van het dorp aan de monniken hadden gevraagd of zij iets nodig hadden, hebben zij, de volgelingen van de Hemelse Koningin, zelfs niet de ogen opgeslagen en hebben zij geantwoord dat zij niets ontbeerden. Later vernam ik dat zij aldus moesten handelen: “Wanneer gij in een stad of dorp zult binnengaan, houdt altijd de ogen neergeslagen, uit schrik dat, wanneer gij terug zult keren naar uw cel, de voorwerpen die u zoudt hebben kunnen zien u niet opnieuw voor de geest zouden komen om een onderwerp van bekoring te worden… Bekijk ook de mensen van het andere geslacht niet recht voor u. Zelf hun klederen niet.” 3 “Het zijn priester-monniken !” legde mijn vader uit. “Hiëromonniken”.
In mijn ogen was het feit van priester-monnik, of hiëromonnik te zijn, volgens alle schijn, heel iets anders dan priester te zijn zoals mijn vader en de andere priesters-boeren. Maar tijdens de Heilige en Goddelijke Liturgie heb ik gezien dat de priesters-monniken precies dezelfde gewaden droegen als mijn vader en hetzelfde officie celebreerden. En omdat hij jonger was, was de priester-monnik de voorlaatste aan het altaar, tijdens de concelebratie.
– “Is een priester-monnik dan niet belangrijker dan een buiten-priester die een vrouw en kinderen heeft ?” heb ik aan mijn vader gevraagd.
– “Er is slechts één priesterschap”, antwoordde mijn vader.
– “Maar er zijn priesters-monniken en priesters-boeren. De monniken zijn heiliger …”
– “Geen enkele mens, monnik of niet-monnik, is het priesterschap waardig. Gij hebt het Offertorium-gebed vergeten”, zei mijn vader. “Er staat geschreven”:
«Want Dienst doen voor U is groot en vreeswekkend zelfs voor de Hemelse Krachten. Zonder verandering of vermenging te ondergaan, zijt Gij in uw onzegbare en onmetelijke mensenliefde Mens geworden, om onze Hogepriester te zijn. En als Meester van het heelal hebt Gij ons de Dienst van dit liturgisch en onbloedig offer toevertrouwd. Heer onze God, Gij alleen zijt Meester over hemel en aarde. Gij alleen zijt heilig, en Gij woont in het Heilige. Reinig mijn ziel en mijn hart van slechte gedachten, en stel mij, die Gij door de kracht van de Heilige Geest met de genade van het priesterschap hebt bekleed, in staat hier voor uw heilig Altaar te staan…» 4
“De priester-monnik zegt precies hetzelfde gebed als de gehuwde priester. Want allebei zijn mensen, dus onderworpen aan de zonde en allebei zijn priesters, dus ontvingen zij de genade van het priesterschap… Er is geen verschil tussen een priester die gehuwd en familievader is en een priester-monnik die alleen leeft… Er noch goede priester, noch slechte priester”. «Bekleed met de genade van het priesterschap en dank zij de kracht van de Heilige Geest, is iedere priester gelijk aan een andere priester. 5 Een goede priester ontvangt niets meer en een slechte priester niets minder. Voor de ene en voor de andere voltrekt het mysterie van de transsubstantiatie zich niet door de verdienste van de bedienaar, maar door het woord van de Schepper en de kracht van de Heilige Geest.» 6
– “Het is de eerste maal dat ik een priester zie die niet getrouwd is en geen kind heeft. Een celibataire priester. Een priester-monnik”, zei ik toen aan mijn vader. “Ik dacht zij hoger stonden dan de anderen”.
– “Het heilig concilie van Gangres dat gehouden werd onder het voorzitterschap van de Heilige Geest zoals alle synodes, in het jaar 340, en waaraan de bisschoppen van het Westen en van het Oosten deelnamen, want in 340 waren de Orthodoxen en de Katholieken niet gescheiden, deze heilige synode van Gangres werpt het anathema op diegene die denkt dat de communie ontvangen uit de handen van een celibataire priester beter zou zijn dan de communie ontvangen uit de handen van een gehuwde priester… Want er is één Hogepriester, Christus. Eénzelfde Kerk een één enkele communie”. 7
– “De priesters-monniken zijn toch heiliger dan de priesters die in de wereld leven… Gij moet maar eens naar de hiëromonnik kijken. Hij is zuiver als een Ikoon. Hij bekijkt noch het aangezicht noch de klederen van de vrouwen. Bijgevolg is het logisch dat hij heiliger zou zijn dan een priester die een vrouw en kinderen heeft…”
– “Neen”, zei mijn vader. “Zijn priesterschap is niet beter dan dit van een gehuwde priester”.
– “ ‘t is omdat u gehuwd zijt dat u dat zegt,” heb ik geantwoord… “De feiten en de logica staan tegenover uw bevestigingen.”
– “Neen,” zo drong mijn vader aan. “Een priester-monnik is niet hoger (niet superieur aan) dan een gehuwd priester. Ik ben het niet die het zegt. En het is niet omdat ik gehuwd ben dat ik het zeg. Maar omdat het de Heer is die het zelf gezegd heeft. Alles wat God gemaakt heeft is goed, zijt gij akkoord ?”
– “Zeker. Alles wat God doet is goed.”
– “God, wijl hij «Sarcofoor» werd door de incarnatie, heeft twaalf apostelen gekozen, alvorens te prediken en Zijn Kerk te stichten, is het waar ?”
– “Ja,” heb ik geantwoord. “En op Pinksteren, is de H. Geest neergedaald op de twaalf apostelen onder de gedaante van vurige tongen. En dit vuur, dat is de Heilige Geest die de Kerk leidt door tussenkomst van de apostelen en hun opvolgers, de bisschoppen en de priesters… Gij zijt akkoord dat God wel zijn apostelen gekozen heeft ?”
– “Zeker. Alles wat God doet is goed.”
– “Welnu, onder de twaalf apostelen, die de Heer gekozen heeft, waren niet alleen mannen, reinen, zuiveren, celibatairen, asceten. Onder de twaalf apostelen waren ook gehuwde mannen. Mannen die familielast hadden, een vrouw, kinderen, een schoonmoeder… Vermits Christus zelf bepaalde apostelen gekozen heeft onder de gehuwde mensen, hoe zou dan onze arme aardse Kerk kunnen trachten beter te doen dan God zelf, door gehuwde mannen van het priesterschap uit te sluiten ? Van het ogenblik af dat een gehuwde man waardig bevonden werd om apostel van Christus te zijn, hoe zou hij dan niet waardig zijn om buiten-priester te worden ?
Vroeger had ik nooit gedacht, dat er onder de twaalf apostelen van Christus gehuwde mensen waren. Want Christus had enkel en alleen ongehuwden kunnen kiezen. Mensen die het engelenleven der monniken hadden kunnen leiden, zoals de Heilige Johannes-de-Doper, zoals Johannes de Evangelist en anderen… Maar Christus heeft klaarblijkelijk ook gehuwde mannen onder zijn twaalf apostelen gekozen. Eerst Petrus. Hij was gehuwd. Zijn vrouw en zijn schoonmoeder hebben hem gevolgd, terwijl zij ook Christus volgden. En God ging in de gezinswoning van Petrus binnen. Hij zag de schoonmoeder van Petrus wijl zij ziek te bed lag. Christus raakte haar hand. Hij genas ze. En de schoonmoeder van Petrus bereidde de maaltijd voor de Heer. 8 Men zegt ons elders, in het Evangelie, dat de twaalf met Christus waren en er waren ook vrouwen met hen. 9 Men leest ook in de Epistels van de Heilige Paulus: «Hebben wij niet het recht om overal met ons een gelovige vrouw mee te nemen, zoals de andere apostelen en de broeders van de Heer en Petrus doen ? 10 Meer nog: één der eerste apostelen, die Christus uitverkoren heeft en aan wie Hij opdracht gaf Hem te volgen was een gehuwd man, die reeds vier dochters had. Het was Apostel Philippus. 11
Buiten het Evangelie hebben wij andere getuigenissen over de kinderen van de apostelen. Ziehier één der oudste: Apostel Philippus heeft te Hieropolis verblijf gehouden met zijn dochters. Papas die in die tijd leefde verhaalt een wonderbare geschiedenis vernomen te hebben over de dochters van Philippus. 12
Ik verstond dan dat de vurige tongen uit de hemel neerkwamen op het hoofd van de twaalf apostelen, al waren zij gehuwd of ongehuwd. En dat de Kerk één is. Dat het priesterschap hetzelfde is. Al is men gehuwd of monnik, men is eveneens waardig om apostel en priester te zijn, omdat het Christus is die het ingesteld heeft. Gedurende zijn aards leven. Hijzelf.
Maar het hoofdzakelijke, het belangrijkste is het feit dat Christus op de dag dat Hij de aardse Kerk stichtte, niet de reinste, de zuiverste van de apostelen koos, maar wel een gehuwde man. Want het is Petrus die Christus gekozen heeft met de woorden: «Gij zijt Petrus en op deze steen zal ik mijn Kerk bouwen. 13 Vanaf die dag zag ik geen verschil meer tussen de gehuwde priesters en de priesters-monniken. Want het ware idioot voor ons, mensen, beter te doen dan God. Van diegenen van de genade van het priesterschap uit te sluiten, die God niet uitgesloten heeft van de opperste waardigheid, die der apostelen !”
Lang na het vertrek van de Koningin van de Hemel uit ons dorp en na mijn eerste “politeia” (mijn deelneming als “page” aan de bereden escorte van de Moeder Gods), ging ik voort met mij te bekommeren om een ander probleem. Telkenmale ik naar mijn moeder keek. Mijn zeer vrome moeder. Die zich steeds opwond in haar eenvoud van “theodidacte”. Ik vroeg mij af waarom Christus geen vrouwen tot apostelen gekozen heeft ? Hadden zij iets onwaardigs, minderwaardigs ? Waarom had Christus alleen mannen gekozen ? Daarom zijn de vrouwen uitgesloten van het priesterschap. Omdat Christus ze uitgesloten heeft van de rang der apostelen. En het is onmogelijk van priester te worden als men vrouw is. 14
Ik wist dat diegene die de onbegrijpelijkheid van God tracht te begrijpen niets anders doet dan de duivels aan te trekken. Maar, denkend aan de Koningin van de Hemel, aan de Moeder Gods, die zich in de hemel bevindt, boven alle heiligen en alle hemelse machten, hoger dan de engelen, de serafijnen, de cherubijnen, de heerschappijen en de tronen, kan men dan werkelijk spreken van een uitsluiting van de vrouw uit de Kerk ? Maria, de Maagd, is geen apostel van haar zoon geweest. Noch zij, noch welke andere vrouw. Dit is waar. Maar Maria was de Moeder van Christus. Dit is veel groter, veel goddelijker, veel subliemer, van God in haar schoot te dragen dan zijn apostel te zijn. Heden ten dage, zoals altijd, indien zij geen priester zijn, dan dragen de vrouwen in hun vlees diegenen die het zullen worden. Zoals de Allerheiligste Maagd Christus droeg. Het is een veel grotere deelname, veel subliemer, de allerhoogste participatie aan het priesterschap. Want zij, de vrouwen, dragen in hun schoot en voeden van hun borsten diegenen die bisschoppen, patriarchen, priesters, heiligen zullen worden … En als men deze allerhoogste genade heeft, is het dan voor de vrouwen noodzakelijk van een andere te hebben, een mindere ? Alles wat God gedaan heeft is goed. Zoals het door de Schepper zelf gezegd werd na iedere handeling van de schepping: “En God zag dat het goed was”. 15
Heeft de vleeswording van God, in de schoot van de Maagd, haar niet gedeïficeerd, haar ook, door haar de allerhoogste plaats te geven bij de Heer ! Zijn de moeders, wiens zonen het priesterschap ontvangen, niet eveneens – zij ook – gedeïficeerd door de genade die hun zoon verleend wordt ? Bij elke wijding zie ik met mijn ogen de vlam van het priesterschap neerdalen als een vurige tong op het hoofd van de nieuwe priester. Maar deze vlam verlicht, door ze te transfigureren, (ook) de moeders, de echtgenoten en de dochters van diegene die het heilige licht ontvangt. Aldus is het dat de vrouwen aan het priesterschap participeren. Op integrale wijze. Met geheel hun wezen (vlees). Geheel en al.
Vrij vertaald uit het boek van Vader Virgil Gheorghiu
“Pourquoi m’a-t-on appelé Virgil”. Ed. PLON – 1968 – p. 131 en vlg.