Onderstaand artikel is een gedeeltelijke en vrije vertaling uit het boek van Léonide Ouspensky “Théologie de l’Icône dans l’Eglise Orthodoxe” (uitgeverij Du Cerf, Parijs 1980). Dit boek is één van de beste wat betreft de theologie van de icoon. L. Ouspensky behoorde tot de Russische emigratie. Hij was op de eerste plaats theoloog en ikonograaf. Hij heeft vooral bijgedragen om de spirituele schatten van de Orthodoxie kenbaar te maken aan het Westen. De bedoeling van deze vertaling is niet polemisch, maar beoogt een beter inzicht in het ontstaan van de iconostase en haar betekenis voor de Kerk.
Het hesychasme in Rusland kende een merkwaardige bloei. Die periode bracht niet alleen vruchten van heiligheid en sacrale kunst voort maar ook liturgische vernieuwingen. In die periode is de iconostase in zijn huidige klassieke vorm tot ons gekomen. Evenals in Byzantium was er in Rusland een tendens om de betekenis van de verschillende momenten in de Goddelijke Liturgie door middel van illustraties uit te leggen. Gelijklopend met deze pogingen zien we de ontwikkeling van een afsluiting in de kerk die het heiligdom van het schip heeft willen scheiden. Die afsluiting krijgt vorm in de iconostase met verschillende registers van iconen en wordt één van de essentiële elementen van het orthodox kerkgebouw. De iconostase wordt zodoende een afscheiding die het heiligdom verbergt voor de ogen van de gelovigen.
Heden lijkt deze afsluiting nutteloos, soms afstotend, niet alleen voor wie niet orthodox is, maar ook voor sommig Orthodoxen zelf. Het lijkt mij daarom nuttig even stil te staan bij de iconografische voorstellingen van de iconostase; hun betekenis ervan te belichten en pogen de hesychastische uitdrukkingsvormen te onderkennen die erin uitgedrukt worden. In zijn meest klassieke vorm heeft de iconstase 5 iconenrijen (ook registers genoemd) met bovenaan het kruis. Deze klassieke vorm dateert uit de 15e eeuw.
In de kerken van de eerste christelijke eeuwen was het heiligdom afgescheiden van het schip door een afsluiting of een gordijn, soms door een rij kolommen die met een bovenbalk waren verbonden (architraaf). Het gebruik van een gordijn is ouder dan de afsluiting zelf. Dit werd reeds vermeld in de eerste eeuwen. Het gebruik van een gordijn in plaats van een afsluiting is bewaard gebleven in de Armeense en Ethiopische kerken. De afsluiting en de kolommenreeks is van zover we weten terug te vinden bij Eusebius van Cesarea in zijn geschiedenis van de Kerk en ook in het leven van de heilige Constantijn.
Het aanbrengen van ikonografische elementen op de afsluiting en haar evolutie naar een iconostase begonnen reeds zeer vroeg. In het begin droeg het sluitstuk of bovenbalk van de kolommenreeks een kruis, ofwel erbovenop geplaatst of uitgehouwen in dezelfde steen. Justinianus deed reeds in de 6e eeuw 12 kolommen plaatsen in de Aya Sophia en op de bovenbalk werden er voorstellingen in reliëf van Christus, de Moeder Gods, Engelen, Apostelen en Profeten aangebracht. Dit is ongeveer het enige wat we over de ikonografische inhoud kennen van de afsluiting vóór het ikonoklasme.
Na het iconoklasme ontstond er een nieuwe ontwikkeling van de iconostase. In de 11e eeuw bestonden er iconostasen met twee registers. Deze vorm van iconostase kwam vanuit Byzantium naar Rusland over en had dezelfde betekenis. Volgens de Vaders betekende deze niet een vorm van afscheiding maar werd uitgelegd als een vorm van éénheid tussen de twee groepen van de Kerk. Zo schrijft de H. Symeon van Saloniki: “Op het sluitstuk van de zuilen stelt men de Verlosser voor, en aan zijn zijde de Moeder Gods en de Voorloper, de Engelen, Apostelen en andere heiligen. Dit leert ons dat Christus tegelijk in de Hemel is met al zijn heiligen en met ons nú en dat Hij nog komen moet.”
Keren wij terug tot de iconostase zelf. De bovenste rij is deze van de Patriarchen. Zij stelt de Oud-Testamentische Kerk voor van Adam tot Mozes. De periode van vóór de wet. De Patriarchen dragen opengerolde rollen, met aangepaste teksten. In het midden bevindt zich de H. Drieëenheid. De verschijning aan Abraham bij de eik van Mamre. Dit is het eerste verbond van God met de mens en de eerste openbaring van de Ene God als Drieëenheid.
Eronder bevindt zich de Profetenrij, die de Oud-Testamentische Kerk vertegenwoordigt van Mozes tot aan Christus. De periode die onder de wet valt. De profeten dragen eveneens schriftrollen met de profetieën die verband houden met de Menswording. In het midden van deze rij, de icoon van de Moeder Gods van het Teken, de Moeder Gods met het Kind in haar schoot. Zij is het Teken aangekondigd door de profeet: de Heer zelf zal u een teken geven: zie de Maagd wordt zwanger, zij zal een Zoon baren en Hij zal Emmanuël genoemd worden (Is. 7, 14) wat betekent: God met ons (Mat. 1, 23).
Deze twee iconenrijen zijn de uitdrukking van de voorbereiding van de Nieuw-Testamentische Kerk. Het zijn de voorouders van Jezus Christus en zijn aankondiging door de schare der profeten. De icoon van de Menswording in het midden van de profetenrij drukt de direkte band uit die bestaat tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Elke rij beantwoordt aan een welbepaalde periode van de heilsgeschiedenis. De patriarchen vormen de voorbereidingstijd en de profeten met hun profetieën zijn onlosmakelijk verbonden met het centrale beeld: het Mens-geworden Woord van God. Tevens zijn de twee bovenste rijzen de voorstelling van de liturgische cyclus vóór Kerstmis, meer bepaald de twee zondagen die Kerstmis voorgaan zijn gewijd aan de gedachtenis van de Voorouders, Patriarchen en Profeten.
De iconostase
De volgende rij (derde) is deze van de feesten. Het Nieuw-Testamentische tijdperk, dit van de genade. Zij toont de realisatie en de actualisatie van hetgeen aangekondigd werd in de twee bovenste rijen. Het Oude Testament heeft de Goddelijke werken van Jezus voorzien, het Nieuwe Testament is de realisatie ervan; het ene heeft in beeld de waarheid afgeschilderd, het andere heeft de realiteit ervan getoond.
Wat voorgesteld wordt zijn de Nieuw-Testamentische taferelen die het liturgisch jaar vormen en die door de Kerk gevierd worden met een bijzondere plechtigheid. Het zijn de etappes van Gods voorziening handelend in de wereld; een geleidelijke realisatie van het heil.
De volgende iconenrij is de Deësis-rij (vierde) (Deësis wil zeggen: bidden, afsmeken). Ze omvat de Engelen, Heiligen, Apostelen en hun opvolgers – bisschoppen, monniken, martelaren enz.… Zij zijn volgens een welbepaalde volgorde gerangschikt rond de centrale voorstelling van de Deësis. De strikte Deësisrij is een drieluik: Jezus Christus in het midden met aan zijn rechterkant de Moeder Gods, en aan zijn linkerkant de Voorloper; beide gekeerd in gebed voor Hem. Die uitgebreide Deësisrij toont niets anders aan dan het resultaat van de Menswording en van Pinksteren. Het is de volheid van de Nieuw-Testamentische Kerk. Het is de vervulling van wat de drie bovenste rijen van de iconostase ons tonen. Het centrale thema van deze rij is het gebed van de Kerk voor de wereld. Dit is het eschatologische aspekt van de Kerk.
De onderste iconenrijk wordt ook wel eens de “plaatselijke” iconenrij genoemd. Aan weerszijden van de Koninklijke Deuren is er een grote icoon geplaatst. De Christus-icoon en rechts van Hem de Moeder Gods met het Kind (links gezien vanuit de toeschouwer). Deze gewoonte heeft soms jammerlijk genoeg uitzonderingen. Soms is de icoon van Christus vervangen door een heilige of door een feesticoon waaraan de kerk gewijd is. Het is voor deze iconen dat de celebranten, sedert het einde van het ikonoklasme, de ingangsgebeden bidden die een belijdenis zijn van de icoon van Christus en tevens bidden zij voor de icoon van de Moeder Gods. Deze iconen worden vooral direkt en intiem vereerd; men kust ze en men ontsteekt er kaarsen voor. Op de noordelijke en zuidelijke zijdeuren zijn de aartsengelen (de H. Gabriël en de H. Michaël) of heilige diakens op afgebeeld (tijdens de liturgische celebraties hebben de diakens de rol van de engelen, van boodschapper te zijn). Op de zuidelijke deur is de aartsengel soms vervangen door de goede moordenaar, wat eens te meer onderlijnt dat het heiligdom het paradijs symboliseert: “Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn” (Lk. 23, 43).
Indien er nog plaats is aan weerszijden van de deuren is er een mogelijkheid tot het plaatsen van andere iconen. Deze onderste rij is meestal assymetrisch en gevarieëerd en hangt meestal af van de lokale nood en karakter van de Kerk.
De centrale deur, de Koninklijke of Heilige Deuren, bestaan al even lang als de afsluiting van de altaarruimte. Van oudsher waren ze getooid met iconen.
Gewoonlijk wordt de aankondiging erop voorgesteld boven de vier Evangelisten. Soms ziet men ook de H. Basilios de Grote en de H. Johannes Chrysostomos afgebeeld die elk het evangelieboek vasthouden of een perkamentrol met teksten uit hun Liturgie.
De ingang van het heiligdom symboliseert de ingang van het Koninkrijk Gods. De Aankondiging is het vertrekpunt, het begin van ons heil dat de mens toegang verleent tot dit Koninkrijk en is de figuratie van de Blijde Boodschap gebracht door de vier Evangelisten. Die Blijde Boodschap richt zich rechtstreeks tot de mens die naar deze plaats komt om deel te hebben aan het Koninkrijk. Het is hier op de “solea”, d.i. op de grens die het heiligdom van het schip scheidt dat de H. Communie van de gelovige zich voltrekt. Daarom is boven de Koninklijke Deuren de Eucharistie uitgebeeld, de liturgische beleving van het laatste Avondmaal. Christus zelf geeft de communie (Zichzelf) aan de Apostelen. Langs de ene kant reikt Hij het Brood aan en aan de andere kant de Kelk. Deze dubbele voorstelling drukt uit dat de H. Communie zowel als Brood (Zijn Lichaam) en als Wijn (Zijn Bloed) dient ontvangen te worden. De voorstelling van de Communie der Apostelen onderlijnt het ministerie (dienstwerk) van Christus: Hij is de Opperste Offeraar.
De globale structuur van de iconostase is zeer duidelijk uitgedrukt in de Eucharistische canon: “Gij en Uw ééngeboren Zoon, en Uw Heilige Geest. Gij hebt ons uit het niets tot het zijn gebracht, en nadat wij gevallen waren, hebt Gij ons weer doen opstaan. Gij hebt onophoudelijk alles gedaan om ons in de hemel te leiden en ons Uw Komend Koninkrijk te schenken”.
In het zicht van de gelovigen ontplooit de iconostase de wegen van de goddelijke heilseconomie: de geschiedenis van de mens geschapen naar het beeld van God als Drieëenheid en de wegen van God doorheen de geschiedenis.
uit “Théologie de l’Icône dans l’Eglise Orthodoxe”
van Léonide Ouspensky