De theologische grondslag van de icoon is vervat in deze tweevoudige belijdenis :
Jezus Christus, ware God en ware mens.
Jezus Christus, gestorven en verrezen.
Alle iconen, wat ook hun thematiek moge zijn, ontstaan uit die belijdenis en wijzen erop terug.
De icoon is meer dan een religieuze schilderij : zij is vooral een SCHRIFTUUR. De tekening en haar symbolische opbouw zijn belangrijk : cirkels, verticalen en diagonalen, de symboliek van de kleuren : alles wijst op de theologische boodschap van het afgebeelde onderwerp.
LICHT behoort tot de essentie van de icoon, die wil getuigen van de menselijke duisternis, verlicht door Christus, bron van alle Licht. Daarom worden de figuren op de icoon niet van rechts of links belicht: het licht ontspringt uit het gelaat zelf van Christus (of de heilige) om uit te stralen over de hele icoon. Daarom brengt de iconograaf geen schaduwen aan maar, vertrekkend van de donkerste tinten, licht hij geleidelijk de hele icoon op.
Een schilderij wordt niet bekeken, maar een icoon wordt gebeden, want zij wil ons tot het besef brengen, dat wij zelf door God bekeken worden. Zij introduceert ons tot gebed en dialoog : ik aanschouw DE HEER en word door HEM aanschouwd. De omgekeerde perspectief is geen anachronisme, maar betrekt ons wezenlijk bij de kern van het afgebeelde geloofsmysterie : wij zijn niet langer toeschouwers, maar schouwers.
De icoon heeft geen verhalende of decoratieve functie; zij is vooral liturgisch. De icoon is FEEST, als openbaring van Gods aanwezigheid in Jezus Christus in het hart van ons mens-zijn. Zij drukt geen gevoelens uit (angst, droefheid, vreugde,…), want zij wil ons voeren tot een intense ontmoeting met de Heer.